zondag 27 oktober 2013

Waarom ik geen christen ben.


Waarom ik geen christen ben.

 

Ik groeide op in een rooms-katholiek gezin en ofschoon in de jaren zestig en vooral zeventig de ineenstorting van de roomse kerk in Nederland zich al stevig begon aan te kondigen, merkte ik daar weinig van. We gingen iedere zondag naar de kerk en verder ging ik naar een katholieke school. Op mijn basisschool kreeg ik twee jaar lang les van een 'broeder' en op de middelbare school waar ik in 1974 heen ging waren er bij mijn komst nog aardig wat paters werkzaam. Ik ben me ervan bewust dat ik nu al twee woorden heb gebruikt die alleen iets zeggen voor mensen met eenzelfde achtergrond en tenminste van mijn leeftijd. Verder weet niemand weer wat een 'broeder' en wat een 'pater' precies is.  Laat ik ook meteen zeggen dat ik mijn katholieke opvoeding niet als een last ervaar. Noch door de broeder noch de paters is ooit op onbehoorlijke wijze in me geknepen en een hekel aan kerkbezoek had ik eigenlijk ook niet. Daarin ben ik overigens wel een buitenbeentje. De meeste van mijn generatiegenoten hielden met dat kerkbezoek veel eerder op dan ik. Ze trouwden vaak nog wel 'in de kerk' en lieten hun kinderen dopen en Eerste Communie doen, maar dat was het dan wel. Hun kinderen doen dat niet meer.

In de vijfde klas van het vwo besloot ik om theologie te gaan studeren. Kort daarna wilde ik ook dominicaan worden en dan ben ik ook geworden en bijna vijftien jaar lang gebleven. Over de mensen die ik er heb leren kennen, heb ik niets lelijks te zeggen.  Er waren er onder hen die idiote politieke overtuigingen aanhingen en zich uit pure naïviteit soms begaven in kringen waar een verstandig mens weg zou moeten blijven. Zo was er een pater Derksen die er verstandig aan meende te doen zich in te laten met de 'vredespolitiek' van de DDR. Ik heb hem redelijk goed gekend en ben ervan overtuigd dat de man oprecht meende dat iedereen net zo aardig en idealistisch was als hijzelf. Dat is wat me bij veel christenen nog altijd treft. Een combinatie van onbeholpen, maar welgemeende vriendelijkheid en volkomen onbruikbare opvattingen over waar het met de mensheid heen moet.

Gelukkig deden de opvattingen van pater Derksen er weinig toe. De DDR zakte in elkaar en kort daarna het hele Warschaupact en de Sovjet-Unie. De laatste aan de kerken gelieerde organisatie die er nog in slaagde grote groepen mensen te mobiliseren, het 'Interkerkelijk Vredesberaad' (IKV), verloor toen ook rap aan betekenis. Ik weet eigenlijk niet of het nu nog bestaat. Ze maakten naam door het door hun georganiseerd verzet tegen de plaatsing van de 'neutronenbom', een wapen dat de nuttige bedoeling had het enorme overwicht aan tanks van het Warschaupact op de NAVO te neutraliseren. Ik was het er, begin twintig en onvoorstelbaar wereldvreemd, aanvankelijk ook allemaal mee eens. Men zegt wel eens dat je geen hart hebt als je jong bent en geen socialist en als dat waar is, had ik in ieder geval een kloppend hart. Men zegt ook dat je, als je veertig bent en nog steeds socialist, het erop wijst dat je geen hersens hebt. Hersens heb ik dus ook.

De geestelijk sfeer waarin ik me bevond werd in sterke mate bepaald door een nogal ruimhartige opvatting van documenten die door een vergadering van bisschoppen aan het begin van de jaren zestig waren opgesteld. Deze vergadering heet het Tweede Vaticaans Concilie. Eén van de, vanuit de belangen van de kerk beschouwde, domste besluiten van die vergadering was om toe te staan dat de mis in het vervolg in de 'volkstaal' (en dus niet langer in het Latijn) mocht worden gevierd. Verder hield deze vergadering de middeleeuwse achterlijkheden van de kerk gewoon in stand. Ze bleef een hiërarchische en daardoor structureel disfunctionerende organisatie met een absoluut vorst aan het hoofd. De door haar uitgedragen seksuele moraal bleef eveneens te belachelijk voor woorden maar werd en wordt gelukkig door vrijwel alle katholieken genegeerd.

Ik bevond me in kringen die de 'liturgische vernieuwing' omhelsden en zich verder moeite gaven om aan te tonen dat die voornoemde vergadering van bejaarde mannen allerlei dingen hadden gezegd die ze helemaal niet gezegd hadden. Voorts lazen velen in mijn omgeving de bijbel als een boek waarin veel behartenswaardigs werd meegedeeld over de inrichting van de samenleving. Men negeerde daarbij de talloze beschrijvingen van zaken die we heden ten dage afkeuren, zoals de goddelijke opdrachten aan een zekere Jozua om allerlei volkeren uit te moorden. Ook werden allerhande bizarre voorschriften van liturgische aard terzijde geschoven. Op het gebied van de ethiek werden de paar rode draden die in deze chaotische verzameling te trekken zijn, namelijk terzake de ronde afwijzing van homoseksualiteit en de nadrukkelijk onderstreepte ondergeschikte positie van vrouwen, door middel van ingewikkelde beschouwingen, weggemasseerd. Tevens klampte (en klampt) men zich vast aan enkele sporadische aanklachten van maatschappelijke wantoestanden die zich in het oude Israël voordeden. In Zuid-Amerika inspireerde dit groepen priesters en een enkele bisschop om zich luid en duidelijk uit te spreken tegen abjecte militaire regimes. De huidige paus was daar overigens niet bij. Sommigen gingen verder en omhelsden het socialisme of communisme, aangezien de door deze negentiende-eeuwse politieke theorieën naar hun oordeel het best uitdrukking gaven aan hetgeen door Jezus werd nagestreefd. Men noemde dit 'de theologie van de bevrijding' of 'de bevrijdingstheologie'.

Er is, zoals ik hieronder zal betogen, weinig in de bijbel te vinden dat politiek enige relevantie heeft. Zo ben ik er bijvoorbeeld ook nu nog steeds op tegen dat mensen worden uitgebuit, vervolgt en door hun overheden getreiterd. Ik heb daar de profeet Jesaja echter helemaal niet voor nodig. Christenen vinden het echter wel van belang dat hun denken en handelen overeenstemt met wat er in de bijbel staat. Dat is onmogelijk aangezien de bijbel wemelt van de tegenstrijdige aanwijzingen die allemaal aan God worden toegedicht. In de jaren dat ik nog christen was, was daar echter iets op gevonden. Het heette 'hermeneutiek' (uitlegkunde) en kwam erop neer dat het je vrij stond passages die je onwelgevallig waren te negeren en andere overmatig te belichten. Er was in die tijd een pater die zich onledig hield met het schrijven van boeken die even onbegrijpelijk en verward als dik waren. Vaticaanse autoriteiten droegen in de vroege jaren tachtig erg bij aan zijn bekendheid doordat ze hem over zijn opvattingen een kerkelijk proces aandeden. Daarna gingen mensen proberen zijn boeken te begrijpen, wat niet echt lukte omdat ze een onbegrijpelijke hoeveelheid wartaal bevatten. Maar zoals dat gaat met denkers: als ze zich verward uitdrukken winnen ze aan invloed, aangezien het duistere gewoonlijk wordt verward met het diepzinnige.

Zo is het erg moeilijk, om niet te zeggen onmogelijk, om te achterhalen wat 'Jezus' eigenlijk wilde. Over Jezus zijn in de eerste eeuw na zijn jammerlijk overlijden, een aantal boeken geschreven die allemaal ten doel hebben de lezer ervan te overtuigen dat deze jongeman een zeer bijzondere relatie met de joodse God had. Deze joodse godsvoorstelling heeft zijn wortels in de verering van een aantal semitische stamgoden die in de loop der tijd tot één goddelijke gestalte zijn versmolten. De oorspronkelijke godinnen die deze stamgoden vergezelden zijn allemaal uit de joodse voorstellingswereld verdwenen. De vereerders van 'Jahwe' (niet Jehova, die godsnaam berust echt op een gebrekkige kennis van het Hebreeuws) hadden het ongemak dat ze op een strategisch belangrijke positie woonden en dus bijna voortdurend het slachtoffer werden van de expansiedrift van de wereldrijken die hen omringden. Alleen rond de 11de eeuw voor onze jaartelling heeft het door hen bewoonde gebied politiek en militair mogelijk iets voorgesteld, dit ten gevolge van een agressieve en succesvolle expansiepolitiek, gevoerd door een zekere David. Zekerheid hieromtrent is echter niet te geven. Het lijkt niet onwaarschijnlijk om te vooronderstellen dat allerlei zaken die aan 'koning David' worden toegeschreven de vrucht zijn van literaire fictie, zoals dat ook het geval is met bijvoorbeeld koning Arthur. Het is in ieder geval een grandioze geestelijke prestatie geweest dat dit minuscule volkje zijn eigen religieuze voorstellingen zo heeft weten op te pompen dat er een wereldwijde invloed van is uitgegaan.

De joodse gave tot het leggen van verbindingen tussen literaire verbeeldingskracht en morele dwingelandij is ook krachtig aan het werk als het gaat over 'Jezus.' Er zijn allerlei redenen om aan te nemen dat hij echt geleefd heeft, maar vrijwel alles wat over hem verteld wordt moet met een grote korrel zout worden genomen. Dat begint al met de verhalen die over de zwangerschap van zijn moeder en zijn geboorte worden verteld. Een zekere Maria (Marjam) zou een engel op bezoek hebben gehad en kort daarna zwanger zijn geworden ofschoon ze, naar het woord dat een van de 'biografen' van Jezus haar in de mond legt 'ze geen man bekende'.

Een historisch niet te onderbouwen, maar ook niet helemaal onaannemelijke theorie is dat zij zwanger is geraakt van een Romeinse soldaat die in de buurt van haar woonplaats Nazareth gelegerd was. Het zou om een verkrachting kunnen gaan, of om een voorbijgaande verliefdheid of, wie zal het zeggen, om seksuele diensten in ruil voor geld. Hoe dan ook, een zekere Celsus beweert in de tweede eeuw dat een soldaat genaamd Pantera de vader van Jezus is geweest. Er is verder niets dat deze claim ondersteunt, maar dat er iets van klopt kan evenmin worden uitgesloten. Psychologisch is deze gedachte wel aantrekkelijk. Een buitenechtelijk kind groeit op in het geestelijk benauwde klimaat van een dorpje in de eerste eeuw. Natuurlijk is het iedereen bekend dat Jeshua (Jezus, en nu hou ik verder op met interessantdoenerij met betrekking tot de namen) niet het kind is van Jozef. Pesterijen en sociale uitsluiting lijken het logisch gevolg en ook een moeder die haar zoontje beschermt door hem een goddelijke oorsprong toe te dichten is niet onvoorstelbaar. In ieder geval leidt het tot een coherenter verhaal dan de absurde claims van maagdelijke geboorte. Bethlehem als geboorteplaats is zeer onwaarschijnlijk en is door de 'biograaf' Lucas verzonnen omdat hij de lezer wil laten geloven dat Jezus de 'Messias' is.

Als hij een jaar of dertig is gaat deze Jezus aan de wandel. Er worden hem genezingen toegedicht en hij zou zelfs een dode tot leven hebben gewekt. Vrijwel al die beschrijvingen van zijn wonderen dienen propagandistische doelen. Voorts riep hij mensen op zich voor te bereiden op het 'koninkrijk der hemelen'. In dit door God (die hij zijn 'pappa' noemt, wat nog nooit iemand gedaan had en wijst op een eigenzinnig, maar ook wel pathologisch fantasieleven) bestuurde rijk is geen plaats voor rijken en machtigen en dit is een boodschap die uiteraard sterk appelleert aan de grote massa die door weinig fabelachtig rijken wordt onderdrukt en uitgezogen. Het is niet meer na te gaan hoe 'de historische Jezus' zich heeft verhouden tot de joodse rituele voorschriften van zijn tijd. De verschillende bronteksten brengen tot slechts tot uitdrukking dat hierover onder de eerste volgelingen van Jezus een levendige discussie gaande was en dat iedere auteur zijn eigen opvattingen door Jezus liet verwoorden.

Hij begeeft zich naar Jeruzalem en wordt daar door de Romeinse overheid gearresteerd en ter dood gebracht door kruisiging. De rol die joodse gezagsdragers daarbij zouden hebben gespeeld is waarschijnlijk verzonnen. Na zijn dood zou Jezus aan zijn meest nabije volgelingen zijn verschenen. Deze verschijningen houden na een dag of veertig op.  

Het is onwaarschijnlijk dat het leven van deze tragische figuur veel invloed zou hebben gekregen als niet een zekere Saulus (die zich later Paulus zou noemen) zich bij de christelijke beweging zou hebben aangesloten. Paulus transformeert het geloof in Jezus in een soort mysteriegodsdienst waarvan ook voor niet-joden een zekere aantrekkingskracht uitging. In de daarop volgende eeuwen worden de christenen regelmatig vervolgd, maar de beweging blijft zich uitbreiden. Over de oorzaken daarvan kan men slechts gissen. Ook in onze tijd zien we soms wonderlijke figuren erin slagen een groot aanzien te verwerven en volgelingen om zich heen te verzamelen. In ieder geval is het zo dat vanaf de derde eeuw het christendom een opmars begint naar de geestelijke alleenheerschappij over het romeinse rijk en er, na de ondergang van dat rijk in het westen, ook in slaagt de nieuwe Germaanse heersers tot het christendom te bekeren. Het is ontegenzeggelijk zo dat er van de kerk een matigende invloed uitgaat op de gewelddadigheid die zo kenmerkend is voor de vroege Middeleeuwen. Tegelijkertijd neemt de discriminatie en gewelddadigheid tegen de overal over dat voormalige romeinse rijk verspreid joden huiveringwekkende vormen aan. Tegen het eind van de periode die we gewoon zijn 'de Middeleeuwen' te noemen worden vrouwen en andersdenkenden ook het slachtoffer van extreme gewelddadigheid en onverdraagzaamheid. De kerk wordt vanaf het moment dat de romeinse keizers zich tot het christendom bekeren, in steeds toenemende mate een factor in het politieke krachtenveld. Hiertegen wordt ook steeds door individuen en kleine groepen geprotesteerd. In de meeste gevallen worden deze protestbewegingen krachtig uitgeroeid. In een enkel geval slaagt de kerk dergelijke groepen een plaats te geven. Dit is bijvoorbeeld het geval met  een overduidelijk psychisch gestoorde jongeman die in de twaalfde eeuw leefde en waaraan de huidige bisschop van Rome zijn artiestennaam heeft ontleend. Zijn pathologische afkeer van voedsel en seks, voorliefde voor aan zichzelf toe te brengen pijn en verwondingen in combinatie met een grote literaire begaafdheid sprak veel van zijn tijdgenoten aan, aangezien ze meenden dat hij darmee belichaamde wat Jezus voorstond. Deel van zijn pathologie was dat hij een sterke behoefte voelde zich te onderwerpen. Hij projecteerde deze behoefte op de paus en deze was zo verstandig deze erratische geest de ruimte te geven. Naarmate hij ouder wordt worden zijn pathologieën steeds ernstiger en tasten op den duur ook zijn eerdere indrukwekkende literaire kwaliteiten aan. De verhalen over Franciscus' laatste levensjaren tonen ons een beklagenswaardig man die uiteraard niet de zorg krijgt, en ook niet kan krijgen, die hij nodig heeft. Hij wordt heilig verklaard. De roomse kerk legt sindsdien in toenemende een voorkeur aan de dag voor het ten voorbeeld stellen van annorexiapatiënten, hysterici, schizofrenen en mensen met een pathologische seksualiteit.

Niet lang na Franciscus' dood slaagt de kerk er dan in de door hem in gang gezette armoedebeweging grotendeel in ordelijke banen te leiden. Waar dat niet lukt, treedt men krachtig op.

Deze combinatie van onschadelijk maken en uitroeien mislukt eeuwen later bij een jonge Augustijner monnik die eveneens grote literaire begaafdheid aan de dag legt. Anders dan Franciscus van Assisi wordt deze Maarten Luther niet gekweld door sadomasochistische fantasieën en gehoorzaamheidscomplexen. Als men hem al een pathologie zou kunnen toedichten, dan is het een narcistische persoonlijkheidsstructuur, maar goed: wie heeft die niet? Maarten Luther trouwt met een voormalige non. Hij heeft verder de twijfelachtige verdienste de eerste antisemiet te zijn die zijn haat tegen de joden ook racistische trekken meegeeft. Ongeveer in dezelfde periode breekt een Geneefse advocaat met de roomse kerk. Deze Johannes Calvijn ontwerpt een heel nieuwe interpretatie van het christendom. Hij meent dat hij met zijn opvattingen een terugkeer naar de vermeende zuiverheid van de eerste christenen kan bewerken, maar daar is uiteraard geen sprake van, aangezien het in de zestiende (laat staan in de eenentwintigste) eeuw helemaal niet meer mogelijk was om op de wijze van de eerste christenen te leven en we er trouwens maar heel weinig over  weten. Eén merkwaardig aspect van de opvattingen van die eerste christenen is ons wel bekend en dat was dat maagdelijkheid, en dan vooral van vrouwen, in de eerste christengemeente in hoog aanzien stond. Calvijn en trouwens ook Luther, negeren dat echter en dit schept de mogelijkheid voor een vorm van kerkelijk leven die zich veel makkelijker laat inpassen aan de opkomende burgerlijke samenleving. Het is ook dan ook niet verrassend dat Calvijns leer veel weerklank vindt in stedelijke gebieden met een levendige burgerlijke cultuur.

De godsdienstige spanningen verbinden zich met allerlei politieke conflicten die op dat moment actueel zijn en leiden tot bloedige conflicten die met name in het Duitse Rijk tot een catastrofaal hoogtepunt komen. Uitgeput besluit men dat de vorst van een bepaald gebied bepaalt wat de godsdienst van zijn rijk zal zijn. Nog altijd is de positie van het christendom in Europa onomstreden, maar de vorm ervan is nu geheel en al voorwerp van politieke keuzes geworden. Het zal er, na enkele eeuwen toe leiden dat er een scheiding tussen kerk en staat tot stand komt en er ook ruimte ontstaat voor niet-christenen, eerst om rustig te leven en daarna om zelfs invloed te krijgen op het wetenschappelijk en politiek leven. Het leidde ertoe dat we de zegeningen kennen van een politiek leven dat zich autonoom ontwikkelt en van een wetenschap die zich niets gelegen laat liggen aan opvattingen die enkele duizenden jaren oud zijn en weinig inzicht bieden in hoe de stand van zaken in onze wereld is.

Het moet gezegd dat veel christenen hun best hebben gedaan en nog doen om zich met hun nieuwe, bescheiden positie op een positieve wijze te verstaan. Ik heb dat zelf ook lang geprobeerd. De intellectuele overwegingen die me deden besluiten ermee op te houden vloeien eruit voort dat het mij uitgesloten lijkt dat er zoiets bestaat als een god. De 'condition humaine' lijkt me het meest adequaat te worden uitgedrukt door af te zien van ieder beroep op een geheimzinnige macht die er invloed op uitoefent. Wij, de mensen, zijn het product van een aantal natuurlijke processen die in beginsel goed te begrijpen zijn en waarin geen enkele morele of esthetische overweging een rol heeft gespeeld, aangezien chemische en biologische processen noch door moraal noch door esthetiek worden aangestuurd. De mensengeschiedenis gaat zich pas zo'n honderdduizend jaar geleden van de dierengeschiedenis onderscheiden. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat deze mensengeschiedenis het miljoenen jaren zal voortduren. Als ze door eigen toedoen, door de opkomst van een virus waartegen we ons niet kunnen wapenen of door een kosmisch toevalligheid tot haar eind komt, verwacht ik niet dat er een hemelse gestalte neerdaalt die ons allemaal eens gaat beoordelen. De tegenwerping dat ik dat niet 'kan bewijzen' is vrij onnozel: het is ook niet te 'bewijzen' dat kabouters niet bestaan, maar dat is geen reden om aan te nemen dat ze dat wel doen.

De opvattingen van de grote monotheïstische godsdiensten aangaande een goddelijke werkzaamheid in onze wereld lijken mij volstrekt onzinnig. Er zijn uit het christendom afkomstige elementen die we zeker moeten koesteren en er zijn wijze inzichten bewaard gebleven in jodendom en islam. Om van nut te zijn voor 'het goede leven' ontdoe ik ze echter altijd eerst van hun religieuze dimensie en beoordeel ik ze op hun humane merites. Dit brengt me ertoe, religieuze geschriften als de bijbel op te vatten als louter producten van de menselijke verbeeldings- en denkkracht, zoals ik dat ook bij Shakespeare, Tolstoj of Flaubert doe. Dit stelt mij in staat, een grandioze tekst als het lijdensverhaal te lezen als een vertelling over de manier waarop politieke macht (dis)functioneert. Op de manier waarop ik joden bejegen heeft het echter geen enkele invloed en ik voel me er evenmin door aangespoord om 'te doen wat Jezus gedaan heeft.' Over de historische Jezus, ik beschreef het hierboven, weten we weinig. Het weinige wat we weten biedt niet veel dat navolging verdient. Het lijkt mij bijvoorbeeld uiterst onverstandig je zijn vertrouwen op een fantasiefiguur (zijn 'papa') eigen te maken. Voorts lijk mij wat hij ons als overtuiging te kennen geeft aangaande 'het rijk der hemelen' gespeend van de meest elementaire inzichten in de werking van de menselijke psyche. Waar men het serieus in praktijk probeert te brengen resulteert het dan ook in troosteloze onderdrukking, seksuele pathologie en kleinzielige naijver en jaloezie. Naar mijn mening is de 'beste van alle werelden' de open en liberale samenleving waarin ik nu leef. Ik teken daarbij aan dat er van alles aan schort, maar dat er van religieuze zijde vooralsnog niet verwachten is dat aan de verbetering ervan bijdrages worden geleverd. Ook niet van de huidige paus, wiens ongetwijfeld ongeveinsde vriendelijkheid en gerichtheid op een sobere leefwijze natuurlijk aanspreekt, maar die ook sprookjes blijft verkondigen die tegen de nuchtere realiteit niet bestand zijn.

Ik voel verder geen enkele behoefte de geschiedenis van het christendom somberder voor te stellen dan nodig. De kerk heeft een beschavende en een destructieve rol gespeeld, soms tegelijkertijd.  Ze is niet beter of slechter dan andere menselijke instellingen. Het is een gelukkige ontwikkeling dat er een generatie historici aantreedt die niet langer belast is met de drang het christendom te verdedigen noch om het aan te vallen. Dit zal een nieuw en nuchterder beeld gaan geven van de geschiedenis van het christendom, die, wat je er verder ook van vindt, ook onze eigen geschiedenis is.

Voor de toekomst hoop ik dat de ingezette teloorgang van het christendom doorzet. Ik heb er niets op tegen dat mensen bij elkaar komen om de bijbel te lezen en wat dies meer zij, maar meen wel dat we de laatste restjes van de verzuiling echt moeten opruimen. Zo vind ik het ongehoord dat er nog altijd zoveel katholieke en christelijke scholen bestaan en dat er op de publieke omroep onevenredig veel zendtijd gaat naar zendgemachtigden met een christelijke achtergrond. Iedereen weet dat de door de kerken opgegeven ledenaantallen op niets anders berusten dan het feit dat mensen ooit gedoopt zijn. Het aantal mensen dat werkelijk nog enige band met de kerken voelt is zeer gering en rechtvaardigt niet zo'n grote invloed van christelijke organisaties in onderwijs en omroep. Maar goed, het zij zo. Het doet me intens genoegen te zien dat het CDA steeds verder marginaliseert. De trouwe aanhang van 11.6 zetels zal door versterving steeds verder dalen en dat is alleen maar goed.

Van het katholicisme gaat uitsluitend van de traditionele liturgie nog enig romantisch appel op mij uit. Het kan mij er daarbij niet traditioneel genoeg aan toegaan. Ondertussen geloof ik er geen woord van, maar het theatrale karakter ervan biedt ruimte aan mijn voor schoonheid ontvankelijke persoonlijkheid. Alles wat sinds de jaren zestig is voortgebracht vind ik vooral stijlloos en lelijk. Maar het staat iedereen natuurlijk vrij te doen wat hij of zij wil. Het maakt ook niet uit. Bevreemdend vind ik de neiging van mensen die binnen de katholieke willen blijven en die tegelijk van andere katholieken verwachten dat ze zich aan hun protestantiserende opvattingen aanpassen. Maar dat is een kwestie die mij verder niet aangaat, aangezien ik niet bij deze club hoor.

De enige religie waarvan ik enig appel vindt uitgaan is zen, ofschoon dit meer een filosofische beweging is dan een religie. Mij dunkt dat er daar, naast heel veel humbug, enkele inzichten vorm hebben gekregen die werkelijk bijdragen tot een gelukkig leven. Meer dan een zen-aanhanger ben ik echter 'man van de letteren'. Zolang ik nog kan lezen en schrijven zal ik doorleven. Wordt dat, door de onvermijdelijke verduistering van de geest die me aan het eind van mijn leven te wachten staat onmogelijk, dan hoop ik dat ik in staat ben er zelf een einde te maken of, beter nog, daarbij deskundige hulp te krijgen. Daarna houdt het namelijk op en dát vind ik nu een van de meest troostrijke zekerheden die het atheïsme je bieden kan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten