Waarom ik geen christen ben.
Ik groeide op in een rooms-katholiek gezin en ofschoon in de
jaren zestig en vooral zeventig de ineenstorting van de roomse kerk in
Nederland zich al stevig begon aan te kondigen, merkte ik daar weinig van. We
gingen iedere zondag naar de kerk en verder ging ik naar een katholieke school.
Op mijn basisschool kreeg ik twee jaar lang les van een 'broeder' en op de
middelbare school waar ik in 1974 heen ging waren er bij mijn komst nog aardig
wat paters werkzaam. Ik ben me ervan bewust dat ik nu al twee woorden heb
gebruikt die alleen iets zeggen voor mensen met eenzelfde achtergrond en
tenminste van mijn leeftijd. Verder weet niemand weer wat een 'broeder' en wat
een 'pater' precies is. Laat ik ook
meteen zeggen dat ik mijn katholieke opvoeding niet als een last ervaar. Noch
door de broeder noch de paters is ooit op onbehoorlijke wijze in me geknepen en
een hekel aan kerkbezoek had ik eigenlijk ook niet. Daarin ben ik overigens wel
een buitenbeentje. De meeste van mijn generatiegenoten hielden met dat
kerkbezoek veel eerder op dan ik. Ze trouwden vaak nog wel 'in de kerk' en
lieten hun kinderen dopen en Eerste Communie doen, maar dat was het dan wel.
Hun kinderen doen dat niet meer.
In de vijfde klas van het vwo besloot ik om theologie te
gaan studeren. Kort daarna wilde ik ook dominicaan worden en dan ben ik ook
geworden en bijna vijftien jaar lang gebleven. Over de mensen die ik er heb
leren kennen, heb ik niets lelijks te zeggen. Er waren er onder hen die idiote politieke
overtuigingen aanhingen en zich uit pure naïviteit soms begaven in kringen waar
een verstandig mens weg zou moeten blijven. Zo was er een pater Derksen die er
verstandig aan meende te doen zich in te laten met de 'vredespolitiek' van de
DDR. Ik heb hem redelijk goed gekend en ben ervan overtuigd dat de man oprecht
meende dat iedereen net zo aardig en idealistisch was als hijzelf. Dat is wat
me bij veel christenen nog altijd treft. Een combinatie van onbeholpen, maar
welgemeende vriendelijkheid en volkomen onbruikbare opvattingen over waar het
met de mensheid heen moet.
Gelukkig deden de opvattingen van pater Derksen er weinig
toe. De DDR zakte in elkaar en kort daarna het hele Warschaupact en de
Sovjet-Unie. De laatste aan de kerken gelieerde organisatie die er nog in
slaagde grote groepen mensen te mobiliseren, het 'Interkerkelijk Vredesberaad'
(IKV), verloor toen ook rap aan betekenis. Ik weet eigenlijk niet of het nu nog
bestaat. Ze maakten naam door het door hun georganiseerd verzet tegen de
plaatsing van de 'neutronenbom', een wapen dat de nuttige bedoeling had het
enorme overwicht aan tanks van het Warschaupact op de NAVO te neutraliseren. Ik
was het er, begin twintig en onvoorstelbaar wereldvreemd, aanvankelijk ook
allemaal mee eens. Men zegt wel eens dat je geen hart hebt als je jong bent en
geen socialist en als dat waar is, had ik in ieder geval een kloppend hart. Men
zegt ook dat je, als je veertig bent en nog steeds socialist, het erop wijst
dat je geen hersens hebt. Hersens heb ik dus ook.
De geestelijk sfeer waarin ik me bevond werd in sterke mate
bepaald door een nogal ruimhartige opvatting van documenten die door een
vergadering van bisschoppen aan het begin van de jaren zestig waren opgesteld. Deze
vergadering heet het Tweede Vaticaans Concilie. Eén van de, vanuit de belangen
van de kerk beschouwde, domste besluiten van die vergadering was om toe te
staan dat de mis in het vervolg in de 'volkstaal' (en dus niet langer in het
Latijn) mocht worden gevierd. Verder hield deze vergadering de middeleeuwse
achterlijkheden van de kerk gewoon in stand. Ze bleef een hiërarchische en
daardoor structureel disfunctionerende organisatie met een absoluut vorst aan
het hoofd. De door haar uitgedragen seksuele moraal bleef eveneens te
belachelijk voor woorden maar werd en wordt gelukkig door vrijwel alle
katholieken genegeerd.
Ik bevond me in kringen die de 'liturgische vernieuwing'
omhelsden en zich verder moeite gaven om aan te tonen dat die voornoemde
vergadering van bejaarde mannen allerlei dingen hadden gezegd die ze helemaal
niet gezegd hadden. Voorts lazen velen in mijn omgeving de bijbel als een boek
waarin veel behartenswaardigs werd meegedeeld over de inrichting van de
samenleving. Men negeerde daarbij de talloze beschrijvingen van zaken die we
heden ten dage afkeuren, zoals de goddelijke opdrachten aan een zekere Jozua om
allerlei volkeren uit te moorden. Ook werden allerhande bizarre voorschriften
van liturgische aard terzijde geschoven. Op het gebied van de ethiek werden de
paar rode draden die in deze chaotische verzameling te trekken zijn, namelijk
terzake de ronde afwijzing van homoseksualiteit en de nadrukkelijk onderstreepte
ondergeschikte positie van vrouwen, door middel van ingewikkelde beschouwingen,
weggemasseerd. Tevens klampte (en klampt) men zich vast aan enkele sporadische
aanklachten van maatschappelijke wantoestanden die zich in het oude Israël
voordeden. In Zuid-Amerika inspireerde dit groepen priesters en een enkele
bisschop om zich luid en duidelijk uit te spreken tegen abjecte militaire
regimes. De huidige paus was daar overigens niet bij. Sommigen gingen verder en
omhelsden het socialisme of communisme, aangezien de door deze negentiende-eeuwse politieke theorieën naar hun oordeel het best uitdrukking gaven aan
hetgeen door Jezus werd nagestreefd. Men noemde dit 'de theologie van de
bevrijding' of 'de bevrijdingstheologie'.
Er is, zoals ik hieronder zal betogen, weinig in de bijbel
te vinden dat politiek enige relevantie heeft. Zo ben ik er bijvoorbeeld ook nu
nog steeds op tegen dat mensen worden uitgebuit, vervolgt en door hun overheden
getreiterd. Ik heb daar de profeet Jesaja echter helemaal niet voor nodig.
Christenen vinden het echter wel van belang dat hun denken en handelen
overeenstemt met wat er in de bijbel staat. Dat is onmogelijk aangezien de
bijbel wemelt van de tegenstrijdige aanwijzingen die allemaal aan God worden
toegedicht. In de jaren dat ik nog christen was, was daar echter iets op gevonden.
Het heette 'hermeneutiek' (uitlegkunde) en kwam erop neer dat het je vrij
stond passages die je onwelgevallig waren te negeren en andere overmatig te
belichten. Er was in die tijd een pater die zich onledig hield met het
schrijven van boeken die even onbegrijpelijk en verward als dik waren.
Vaticaanse autoriteiten droegen in de vroege jaren tachtig erg bij aan zijn
bekendheid doordat ze hem over zijn opvattingen een kerkelijk proces aandeden. Daarna
gingen mensen proberen zijn boeken te begrijpen, wat niet echt lukte omdat ze
een onbegrijpelijke hoeveelheid wartaal bevatten. Maar zoals dat gaat met
denkers: als ze zich verward uitdrukken winnen ze aan invloed, aangezien het
duistere gewoonlijk wordt verward met het diepzinnige.
Zo is het erg moeilijk, om niet te zeggen onmogelijk, om te
achterhalen wat 'Jezus' eigenlijk wilde. Over Jezus zijn in de eerste eeuw na
zijn jammerlijk overlijden, een aantal boeken geschreven die allemaal ten doel
hebben de lezer ervan te overtuigen dat deze jongeman een zeer bijzondere
relatie met de joodse God had. Deze joodse godsvoorstelling heeft zijn wortels
in de verering van een aantal semitische stamgoden die in de loop der tijd tot
één goddelijke gestalte zijn versmolten. De oorspronkelijke godinnen die deze
stamgoden vergezelden zijn allemaal uit de joodse voorstellingswereld
verdwenen. De vereerders van 'Jahwe' (niet Jehova, die godsnaam berust echt op
een gebrekkige kennis van het Hebreeuws) hadden het ongemak dat ze op een
strategisch belangrijke positie woonden en dus bijna voortdurend het
slachtoffer werden van de expansiedrift van de wereldrijken die hen omringden.
Alleen rond de 11de eeuw voor onze jaartelling heeft het door hen bewoonde
gebied politiek en militair mogelijk iets voorgesteld, dit ten gevolge van een
agressieve en succesvolle expansiepolitiek, gevoerd door een zekere David.
Zekerheid hieromtrent is echter niet te geven. Het lijkt niet onwaarschijnlijk
om te vooronderstellen dat allerlei zaken die aan 'koning David' worden
toegeschreven de vrucht zijn van literaire fictie, zoals dat ook het geval is
met bijvoorbeeld koning Arthur. Het is in ieder geval een grandioze geestelijke prestatie
geweest dat dit minuscule volkje zijn eigen religieuze voorstellingen zo heeft
weten op te pompen dat er een wereldwijde invloed van is uitgegaan.
De joodse gave tot het leggen van verbindingen tussen literaire
verbeeldingskracht en morele dwingelandij is ook krachtig aan het werk als het
gaat over 'Jezus.' Er zijn allerlei redenen om aan te nemen dat hij echt
geleefd heeft, maar vrijwel alles wat over hem verteld wordt moet met een grote
korrel zout worden genomen. Dat begint al met de verhalen die over de
zwangerschap van zijn moeder en zijn geboorte worden verteld. Een zekere Maria
(Marjam) zou een engel op bezoek hebben gehad en kort daarna zwanger zijn
geworden ofschoon ze, naar het woord dat een van de 'biografen' van Jezus haar
in de mond legt 'ze geen man bekende'.
Een historisch niet te onderbouwen, maar ook niet helemaal
onaannemelijke theorie is dat zij zwanger is geraakt van een Romeinse soldaat die
in de buurt van haar woonplaats Nazareth gelegerd was. Het zou om een
verkrachting kunnen gaan, of om een voorbijgaande verliefdheid of, wie zal het
zeggen, om seksuele diensten in ruil voor geld. Hoe dan ook, een zekere Celsus
beweert in de tweede eeuw dat een soldaat genaamd Pantera de vader van Jezus is
geweest. Er is verder niets dat deze claim ondersteunt, maar dat er iets van
klopt kan evenmin worden uitgesloten. Psychologisch is deze gedachte wel
aantrekkelijk. Een buitenechtelijk kind groeit op in het geestelijk benauwde
klimaat van een dorpje in de eerste eeuw. Natuurlijk is het iedereen bekend dat
Jeshua (Jezus, en nu hou ik verder op met interessantdoenerij met betrekking
tot de namen) niet het kind is van Jozef. Pesterijen en sociale uitsluiting
lijken het logisch gevolg en ook een moeder die haar zoontje beschermt door hem
een goddelijke oorsprong toe te dichten is niet onvoorstelbaar. In ieder geval
leidt het tot een coherenter verhaal dan de absurde claims van maagdelijke
geboorte. Bethlehem als geboorteplaats is zeer onwaarschijnlijk en is door de
'biograaf' Lucas verzonnen omdat hij de lezer wil laten geloven dat Jezus de 'Messias'
is.
Als hij een jaar of dertig is gaat deze Jezus aan de wandel.
Er worden hem genezingen toegedicht en hij zou zelfs een dode tot leven hebben
gewekt. Vrijwel al die beschrijvingen van zijn wonderen dienen
propagandistische doelen. Voorts riep hij mensen op zich voor te bereiden op
het 'koninkrijk der hemelen'. In dit door God (die hij zijn 'pappa' noemt, wat
nog nooit iemand gedaan had en wijst op een eigenzinnig, maar ook wel
pathologisch fantasieleven) bestuurde rijk is geen plaats voor rijken en machtigen
en dit is een boodschap die uiteraard sterk appelleert aan de grote massa die
door weinig fabelachtig rijken wordt onderdrukt en uitgezogen. Het is niet meer
na te gaan hoe 'de historische Jezus' zich heeft verhouden tot de joodse
rituele voorschriften van zijn tijd. De verschillende bronteksten brengen tot
slechts tot uitdrukking dat hierover onder de eerste volgelingen van Jezus een
levendige discussie gaande was en dat iedere auteur zijn eigen opvattingen door
Jezus liet verwoorden.
Hij begeeft zich naar Jeruzalem en wordt daar door de
Romeinse overheid gearresteerd en ter dood gebracht door kruisiging. De rol die
joodse gezagsdragers daarbij zouden hebben gespeeld is waarschijnlijk
verzonnen. Na zijn dood zou Jezus aan zijn meest nabije volgelingen zijn
verschenen. Deze verschijningen houden na een dag of veertig op.
Het is onwaarschijnlijk dat het leven van deze tragische
figuur veel invloed zou hebben gekregen als niet een zekere Saulus (die zich
later Paulus zou noemen) zich bij de christelijke beweging zou hebben
aangesloten. Paulus transformeert het geloof in Jezus in een soort
mysteriegodsdienst waarvan ook voor niet-joden een zekere aantrekkingskracht
uitging. In de daarop volgende eeuwen worden de christenen regelmatig vervolgd,
maar de beweging blijft zich uitbreiden. Over de oorzaken daarvan kan men
slechts gissen. Ook in onze tijd zien we soms wonderlijke figuren erin slagen
een groot aanzien te verwerven en volgelingen om zich heen te verzamelen. In
ieder geval is het zo dat vanaf de derde eeuw het christendom een opmars begint
naar de geestelijke alleenheerschappij over het romeinse rijk en er, na de
ondergang van dat rijk in het westen, ook in slaagt de nieuwe Germaanse
heersers tot het christendom te bekeren. Het is ontegenzeggelijk zo dat er van
de kerk een matigende invloed uitgaat op de gewelddadigheid die zo kenmerkend
is voor de vroege Middeleeuwen. Tegelijkertijd neemt de discriminatie en
gewelddadigheid tegen de overal over dat voormalige romeinse rijk verspreid
joden huiveringwekkende vormen aan. Tegen het eind van de periode die we gewoon
zijn 'de Middeleeuwen' te noemen worden vrouwen en andersdenkenden ook het
slachtoffer van extreme gewelddadigheid en onverdraagzaamheid. De kerk wordt
vanaf het moment dat de romeinse keizers zich tot het christendom bekeren, in
steeds toenemende mate een factor in het politieke krachtenveld. Hiertegen
wordt ook steeds door individuen en kleine groepen geprotesteerd. In de meeste
gevallen worden deze protestbewegingen krachtig uitgeroeid. In een enkel geval
slaagt de kerk dergelijke groepen een plaats te geven. Dit is bijvoorbeeld het
geval met een overduidelijk psychisch
gestoorde jongeman die in de twaalfde eeuw leefde en waaraan de huidige
bisschop van Rome zijn artiestennaam heeft ontleend. Zijn pathologische afkeer
van voedsel en seks, voorliefde voor aan zichzelf toe te brengen pijn en
verwondingen in combinatie met een grote literaire begaafdheid sprak veel van
zijn tijdgenoten aan, aangezien ze meenden dat hij darmee belichaamde wat Jezus
voorstond. Deel van zijn pathologie was dat hij een sterke behoefte voelde zich
te onderwerpen. Hij projecteerde deze behoefte op de paus en deze was zo
verstandig deze erratische geest de ruimte te geven. Naarmate hij ouder wordt
worden zijn pathologieën steeds ernstiger en tasten op den duur ook zijn
eerdere indrukwekkende literaire kwaliteiten aan. De verhalen over Franciscus'
laatste levensjaren tonen ons een beklagenswaardig man die uiteraard niet de
zorg krijgt, en ook niet kan krijgen, die hij nodig heeft. Hij wordt heilig
verklaard. De roomse kerk legt sindsdien in toenemende een voorkeur aan de dag
voor het ten voorbeeld stellen van annorexiapatiënten, hysterici, schizofrenen
en mensen met een pathologische seksualiteit.
Niet lang na Franciscus' dood slaagt de kerk er dan in de
door hem in gang gezette armoedebeweging grotendeel in ordelijke banen te
leiden. Waar dat niet lukt, treedt men krachtig op.
Deze combinatie van onschadelijk maken en uitroeien mislukt eeuwen
later bij een jonge Augustijner monnik die eveneens grote literaire begaafdheid
aan de dag legt. Anders dan Franciscus van Assisi wordt deze Maarten Luther
niet gekweld door sadomasochistische fantasieën en gehoorzaamheidscomplexen.
Als men hem al een pathologie zou kunnen toedichten, dan is het een
narcistische persoonlijkheidsstructuur, maar goed: wie heeft die niet? Maarten
Luther trouwt met een voormalige non. Hij heeft verder de twijfelachtige
verdienste de eerste antisemiet te zijn die zijn haat tegen de joden ook
racistische trekken meegeeft. Ongeveer in dezelfde periode breekt een Geneefse
advocaat met de roomse kerk. Deze Johannes Calvijn ontwerpt een heel nieuwe
interpretatie van het christendom. Hij meent dat hij met zijn opvattingen een
terugkeer naar de vermeende zuiverheid van de eerste christenen kan bewerken,
maar daar is uiteraard geen sprake van, aangezien het in de zestiende (laat
staan in de eenentwintigste) eeuw helemaal niet meer mogelijk was om op de
wijze van de eerste christenen te leven en we er trouwens maar heel weinig over
weten. Eén merkwaardig aspect van de
opvattingen van die eerste christenen is ons wel bekend en dat was dat maagdelijkheid,
en dan vooral van vrouwen, in de eerste christengemeente in hoog aanzien stond.
Calvijn en trouwens ook Luther, negeren dat echter en dit schept de
mogelijkheid voor een vorm van kerkelijk leven die zich veel makkelijker laat inpassen
aan de opkomende burgerlijke samenleving. Het is ook dan ook niet verrassend
dat Calvijns leer veel weerklank vindt in stedelijke gebieden met een levendige
burgerlijke cultuur.
De godsdienstige spanningen verbinden zich met allerlei
politieke conflicten die op dat moment actueel zijn en leiden tot bloedige
conflicten die met name in het Duitse Rijk tot een catastrofaal hoogtepunt
komen. Uitgeput besluit men dat de vorst van een bepaald gebied bepaalt wat de
godsdienst van zijn rijk zal zijn. Nog altijd is de positie van het christendom
in Europa onomstreden, maar de vorm ervan is nu geheel en al voorwerp van
politieke keuzes geworden. Het zal er, na enkele eeuwen toe leiden dat er een
scheiding tussen kerk en staat tot stand komt en er ook ruimte ontstaat voor
niet-christenen, eerst om rustig te leven en daarna om zelfs invloed te krijgen
op het wetenschappelijk en politiek leven. Het leidde ertoe dat we de
zegeningen kennen van een politiek leven dat zich autonoom ontwikkelt en van
een wetenschap die zich niets gelegen laat liggen aan opvattingen die enkele
duizenden jaren oud zijn en weinig inzicht bieden in hoe de stand van zaken in
onze wereld is.
Het moet gezegd dat veel christenen hun best hebben gedaan
en nog doen om zich met hun nieuwe, bescheiden positie op een positieve wijze
te verstaan. Ik heb dat zelf ook lang geprobeerd. De intellectuele overwegingen
die me deden besluiten ermee op te houden vloeien eruit voort dat het mij
uitgesloten lijkt dat er zoiets bestaat als een god. De 'condition humaine'
lijkt me het meest adequaat te worden uitgedrukt door af te zien van ieder
beroep op een geheimzinnige macht die er invloed op uitoefent. Wij, de mensen,
zijn het product van een aantal natuurlijke processen die in beginsel goed te
begrijpen zijn en waarin geen enkele morele of esthetische overweging een rol
heeft gespeeld, aangezien chemische en biologische processen noch door moraal
noch door esthetiek worden aangestuurd. De mensengeschiedenis gaat zich pas
zo'n honderdduizend jaar geleden van de dierengeschiedenis onderscheiden. Er is
geen enkele reden om aan te nemen dat deze mensengeschiedenis het miljoenen
jaren zal voortduren. Als ze door eigen toedoen, door de opkomst van een virus
waartegen we ons niet kunnen wapenen of door een kosmisch toevalligheid tot
haar eind komt, verwacht ik niet dat er een hemelse gestalte neerdaalt die ons
allemaal eens gaat beoordelen. De tegenwerping dat ik dat niet 'kan bewijzen'
is vrij onnozel: het is ook niet te 'bewijzen' dat kabouters niet bestaan, maar
dat is geen reden om aan te nemen dat ze dat wel doen.
De opvattingen van de grote monotheïstische godsdiensten
aangaande een goddelijke werkzaamheid in onze wereld lijken mij volstrekt
onzinnig. Er zijn uit het christendom afkomstige elementen die we zeker moeten
koesteren en er zijn wijze inzichten bewaard gebleven in jodendom en islam. Om
van nut te zijn voor 'het goede leven' ontdoe ik ze echter altijd eerst van hun
religieuze dimensie en beoordeel ik ze op hun humane merites. Dit brengt me
ertoe, religieuze geschriften als de bijbel op te vatten als louter producten
van de menselijke verbeeldings- en denkkracht, zoals ik dat ook bij
Shakespeare, Tolstoj of Flaubert doe. Dit stelt mij in staat, een grandioze
tekst als het lijdensverhaal te lezen als een vertelling over de manier waarop
politieke macht (dis)functioneert. Op de manier waarop ik joden bejegen heeft
het echter geen enkele invloed en ik voel me er evenmin door aangespoord om 'te
doen wat Jezus gedaan heeft.' Over de historische Jezus, ik beschreef het
hierboven, weten we weinig. Het weinige wat we weten biedt niet veel dat navolging verdient. Het lijkt mij bijvoorbeeld uiterst onverstandig je zijn
vertrouwen op een fantasiefiguur (zijn 'papa') eigen te maken. Voorts lijk mij wat hij ons als overtuiging te kennen geeft aangaande 'het rijk der hemelen' gespeend
van de meest elementaire inzichten in de werking van de menselijke psyche.
Waar men het serieus in praktijk probeert te brengen resulteert het dan ook in
troosteloze onderdrukking, seksuele pathologie en kleinzielige naijver en
jaloezie. Naar mijn mening is de 'beste van alle werelden' de open en liberale
samenleving waarin ik nu leef. Ik teken daarbij aan dat er van alles aan
schort, maar dat er van religieuze zijde vooralsnog niet verwachten is dat aan
de verbetering ervan bijdrages worden geleverd. Ook niet van de huidige paus,
wiens ongetwijfeld ongeveinsde vriendelijkheid en gerichtheid op een sobere
leefwijze natuurlijk aanspreekt, maar die ook sprookjes blijft verkondigen die
tegen de nuchtere realiteit niet bestand zijn.
Ik voel verder geen enkele behoefte de geschiedenis van het
christendom somberder voor te stellen dan nodig. De kerk heeft een beschavende
en een destructieve rol gespeeld, soms tegelijkertijd. Ze is niet beter of slechter dan andere menselijke instellingen. Het is een gelukkige ontwikkeling dat er een
generatie historici aantreedt die niet langer belast is met de drang het
christendom te verdedigen noch om het aan te vallen. Dit zal een nieuw en
nuchterder beeld gaan geven van de geschiedenis van het christendom, die, wat
je er verder ook van vindt, ook onze eigen geschiedenis is.
Voor de toekomst hoop ik dat de ingezette teloorgang van het
christendom doorzet. Ik heb er niets op tegen dat mensen bij elkaar komen om de
bijbel te lezen en wat dies meer zij, maar meen wel dat we de laatste restjes
van de verzuiling echt moeten opruimen. Zo vind ik het ongehoord dat er nog
altijd zoveel katholieke en christelijke scholen bestaan en dat er op de
publieke omroep onevenredig veel zendtijd gaat naar zendgemachtigden met een
christelijke achtergrond. Iedereen weet dat de door de kerken opgegeven
ledenaantallen op niets anders berusten dan het feit dat mensen ooit gedoopt
zijn. Het aantal mensen dat werkelijk nog enige band met de kerken voelt is
zeer gering en rechtvaardigt niet zo'n grote invloed van christelijke
organisaties in onderwijs en omroep. Maar goed, het zij zo. Het doet me intens
genoegen te zien dat het CDA steeds verder marginaliseert. De trouwe aanhang
van 11.6 zetels zal door versterving steeds verder dalen en dat is alleen maar
goed.
Van het katholicisme gaat uitsluitend van de traditionele
liturgie nog enig romantisch appel op mij uit. Het kan mij er daarbij niet
traditioneel genoeg aan toegaan. Ondertussen geloof ik er geen woord van, maar
het theatrale karakter ervan biedt ruimte aan mijn voor schoonheid ontvankelijke
persoonlijkheid. Alles wat sinds de jaren zestig is voortgebracht vind ik
vooral stijlloos en lelijk. Maar het staat iedereen natuurlijk vrij te doen wat
hij of zij wil. Het maakt ook niet uit. Bevreemdend vind ik de neiging van
mensen die binnen de katholieke willen blijven en die tegelijk van andere
katholieken verwachten dat ze zich aan hun protestantiserende opvattingen
aanpassen. Maar dat is een kwestie die mij verder niet aangaat, aangezien ik
niet bij deze club hoor.
De enige religie waarvan ik enig appel vindt uitgaan is zen,
ofschoon dit meer een filosofische beweging is dan een religie. Mij dunkt dat
er daar, naast heel veel humbug, enkele inzichten vorm hebben gekregen die
werkelijk bijdragen tot een gelukkig leven. Meer dan een zen-aanhanger ben ik
echter 'man van de letteren'. Zolang ik nog kan lezen en schrijven zal ik
doorleven. Wordt dat, door de onvermijdelijke verduistering van de geest die me
aan het eind van mijn leven te wachten staat onmogelijk, dan hoop ik dat ik in
staat ben er zelf een einde te maken of, beter nog, daarbij deskundige hulp te
krijgen. Daarna houdt het namelijk op en dát vind ik nu een van de meest
troostrijke zekerheden die het atheïsme je bieden kan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten