woensdag 21 augustus 2013

Ernest Hemingway: The Old Man and the Sea

De flaptekst van de editie die ik las vermeldde dat deze novelle gaat over de menselijke zoektocht naar volmaaktheid. Er is inderdaad aanleiding om het verhaal als een parabel op te vatten.  De oude Cubaanse visser Santiago vangt, na vele vruchteloze pogingen een grote zwaardvis (een marlijn) die hij echter zo beschrijft dat het dier de mythische allure van een Eenhoorn aanneemt. Weliswaar is dit fabeldier geen zeedier: de eenhoorn is, zo weten alle lezers van Harry Potter, een paard met een gedraaide hoorn op het midden van zijn hoofd. Joanne Rowling grijpt in haar verhaal terug op middeleeuwse teksten die aan die hoorn een geneeskrachtige werking toeschrijven, maar er is ook een andere traditie waarin de eenhoorn wordt opgevat als een symbool van Jezus. Deze laatste variant sluit beter aan bij wat Santiago overkomt, de man die, als hij op het dier jaagt, de sensatie ondergaat van zijn hand die 'tegen het hout' doorboort lijkt te worden met een spijker.

De man, het fabeldier en de zoon van God, Wie niet nauwkeurig genoeg kijkt, zou zelfs God zelf nog in het verhaal kunnen ontdekken. Joe DiMaggio immers is in de eerste plaats de bijna gekende (één keer had Santiago de kans hem te zien, maar toen was hij nét niet op de juiste plaats: het is het verhaal van alle mystici. De uiteindelijke openbaring vindt elders plaats). Hij is ook degene van wie Santiago hoopt dat zijn vangst de goedkeuring zal kunnen wegdragen. Gelukkig blijft het hier niet bij: The Old Man and the Sea blijft geen allegorie van lijden en verlossing. Het is, anders gezegd, niet een soort 'hervertelling' van het christelijke verhaal. Het is een parabel, maar zonder God. Wat 'voor God' zou kunnen staan, de vis, brengt uiteindelijk niets tot stand: geen geluk en geen verlossing. De vis wordt verslonden door haaien en anders dan de Mensenzoon die na zijn ondergang een opmerkelijke comeback maakt als weldoend spook, verrijst de vis op geen enkele wijze: hij eindigt bij het grof vuil. De glorietijd van Santiago blijft achter hem liggen: het strand met de leeuwen wordt niet overtroffen noch de vergankelijke roem die hij verwierf met zijn legendarische overwinning als armworstelaar. Hij blijft straat- en straatarm, eenzaam en, bij zijn aankomst bijna letterlijk, op sterven na dood. DiMaggio, die in de eenzaamheid op zee kon uitgroeien tot goddelijke proporties, wordt weer gewoon de honkballer waarover de kranten schrijven die de oude man wil lezen.

Wat gebleven is, is 'the boy.' Uit alles is duidelijk dat Manolin allang meer man is dan jongen. Manolin drinkt bier, hij heeft geld, andere mensen in het dorp behandelen hem met respect, ja, doen zelfs wat hij van hen vraagt. Het laatste wat hem nog scheidt van volledig man te worden is dat hij ermee op gaat houden zijn vader te gehoorzamen. Het is duidelijk dat hij dat ook zal doen. Als de oude man nog gaat vissen (en wat moet hij anders) zal Manolin hem niet meer alleen laten gaan ook al zal hij zijn vader daarvoor moeten trotseren.

Het is ook duidelijk dat deze in zijn wereld van arme vissers succesvolle jongeman een diepe affectie voelt voor de man die hem al als vijfjarige meenam op zijn boot. Geen moment wordt die affectie sentimenteel. Het is niet goed voor te stellen dat Manolin en Santiago ooit een 'metroseksueel' gesprek zouden voeren over hun gevoelens. Ze praten over honkbal en over vis. De affectie die de jongen voelt voor de oude man uit zich in wat hij doet. Ze uit zich, in het begin nog enigszins verhuld, in nog iets anders: Als Manolin dan over iets anders praat dan honkbal en het rotsvaste vertrouwen dat hij heeft in het vermogen van de oude man om een grote vangst te doen, dan cijfert hij zichzelf volledig weg: I have still much to learn zegt hij, als hij een reden geeft om weer met de oude man mee te gaan.

Toen ik die zin las, heb ik het boek  terzijde gelegd. Ik heb talloze beschrijvingen van vriendschappen gelezen, maar in deze zin wordt iets getoond over wat vriendschap kan zijn. De jongen, die alleen nog maar 'jongen' is omdat de 'man' in zijn leven het in zijn ogen verdient om altijd 'dé man' te blijven, deinst er niet voor terug zijn  besef van eigenwaarde ondergeschikt te maken aan dat van de oude man. En de man weet dat ook. Op het dieptepunt van zijn queeste naar het hoogste wat hij kan bereiken, als de mislukking definitief is geworden en de strijd opgegeven, bedenkt de oude man dat zijn leven toch niet zo zinloos is als hij even geneigd is te geloven: I still have the boy.

Ondanks toespelingen op de christelijke traditie is the Old Man and the Sea geen christelijke parabel: het is met andere woorden geen allegorie op een verlossingsmythe, geen parabel over illusoire hoop, maar een ode op de vriendschap, die niet de dood overwint, maar die de verschrikkingen van het menselijk bestaan draaglijk maakt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten