donderdag 22 augustus 2013

Uit het land van een perverse Kuifje: Herman Brusselmans' Van drie tot zes.


Onder Belgische kunstenaars, en dan met name onder de Walen, bestaat een sterke surrealistische stroming. Uitgesproken representanten in de beeldende kunst zijn René Margritte (een paar afbeeldingen van zijn schilderijen heb ik toegevoegd) en Hergé (de geestelijk vader van Tintin of Kuifje). Denk bij die laatste alleen maar eens aan het wonderlijke duo Janssen en Janssen, aan de bizarre professor Zonnebloem, of aan de merkwaardige omstandigheid dat kapitein Haddock steeds weer gebeld wordt door iemand die meent met slagerij Van Kampen van doen te hebben. De voorbeelden zijn legio. Het is verleidelijk de attractiviteit van vervreemdende kunst toe te schrijven aan het wonderlijk staatkundig gedrocht dat België is. Het is een land met een hoofdstad waar haast niemand Nederlands spreekt, maar die toch tot in detail de illusie moet wekken tweetalig te zijn.Een land waar nog niet zo lang geleden een onbenullige taalkwestie in een slechts door enkele achterlijke boeren bewoonde regio (de Voerstreek) tot een nationale crisis van formaat kon leiden.

Toch lijkt tegen deze verklaring wel iets in te brengen: het waren immers steeds de Franstaligen die zich aan dat absurdisme overgaven, zo lijkt het. Of is het misschien zo dat de Vlamingen hun hang naar bizarre oplossingen voor verzonnen problemen vooral eerder in de politiek dan in de kunst gestalte geven? Het lijkt erop, zeker sinds de opkomst van Vlaams-nationalistische partijen. Ieder weldenkend mens zou toch moeten begrijpen dat het opdelen van België in twee onafhankelijke staten tot onoplosbare problemen aanleiding geeft. Het deert de kiezers en gekozenen van Vlaams Belang en N-VA niet.

Al enige tijd echter is de Vlaamse letterkunde in de persoon van Herman Brusselmans verrijkt met een auteur die een sterke hang naar het absurdisme heeft. In het programma 'Boeken' van afgelopen week liet hij echter weten vooral geïnspireerd te zijn door Gerard Reve en die is zo Hollands als een schrijver maar zijn kan. Reves invulling van het rooms-katholicisme bijvoorbeeld is een vorm van religiositeit die alleen denkbaar is in een land dat in zijn lange tijd dominante calvinisme een traditie heeft van religieuze atomisering: voor de door de nood der tijden ontstane fusie van alle protestante kerken in Nederland waren er, als ik het goed heb, 97 verschillende kerkgenootschappen die zich ooit van de Nederlands-Hervormde Kerk hadden losgemaakt en tenminste drie stromingen bínnen die hervormde kerk. In zo'n land kan men ook licht op het idee komen de roomse vroomheid in reviaanse zin uit te werken tot een levensbeschouwing waarin God zich openbaart als een anaal te nemen ezel en waarin Maria, als moedergodin, wordt vereerd door voor haar beeltenis te masturberen.

Waals absurdisme lijkt Brusselmans dus ten enen male vreemd. Dat geldt echter evenzeer voor Reves homo-erotisch universum. Wat Brusselmans van Reve overneemt is het spel met de lezer. Wie Reve leest vraagt zich voortdurend af of de schrijver nu werkelijk meent wat hij zegt en zo ja, of opname in een psychiatrische kliniek dan niet dringend geboden is. Bij Brusselmans rijst dezelfde vraag. Willem Zundap laat zich voortdurend op de meest denigrerende manier uit over vrouwen en negers en de vrouwen laten zich dat ook probleemloos welgevallen.

Het leidt tot dialogen als die tussen Zundap en een zekere Anneke, waarin de eerste met grote stelligheid vaststelt dat 'een grote stijve lul' datgene is 'wat vrouwen willen van een man,' hetgeen door Anneke timide wordt beaamt. Haar Fabian heeft zo'n lul, zo vertrouwt ze Zundap toe, en zij beschrijft de gevolgen die dat heeft wanneer hij haar anaal neemt. Een korte uiteenzetting over stront en schijten mondt dan uit in de vraag waar Anneke eigenlijk schijt.

(..) op een toilet meneer Zundap, zei ze, 'al heb ik wel eens gescheten in het rapenveld van boer Peulis.' 'Wat een viezerik van een wijf,' dacht Zundap, schijten in het rapenveld. En die rapen moeten later opgegeten worden door nietsvermoedend vee. Wat heb ik medelijden met het vee. Bij zijn ouders thuis had hij ook altijd medelijden met het vee, zeker in de winter, als de dieren vastgeketend stonden in de stal. Hoe groot was z'n zin om de dieren te ontketenen en ze de vrijheid te schenken. De kloterij met vee is dat het met vrijheid niet veel kan aanvangen. Je mag een koe vrijlaten, maar op een terrasje een koffie gaan drinken, of een massagesalon binnenstappen voor een heilzame behandeling van botten en spieren, dat doet ze niet. (blz. 132-133).

Het is het soort humor waar vooral bepaalde Nederlandse cabaretiers (met Hans Teeuwen als meest uitgesproken representant) patent op lijken te hebben: er wordt een werkelijkheid opgeroepen die zelfs als fantasie onmogelijk lijkt, een werkelijkheid die, hoe nauwkeurig ook in de uitbeelding of beschrijving van een alledaagse omgeving, in haar kern onbestaanbaar is. Bij Teeuwen en enkele andere Nederlandse cabaretiers blijft het echt bij losse sketches. Teeuwens in de bek van een non schijtende 'ik' is een doorgedraaide karikatuur van een puberale corpsbal en verder niets. Brusselmans' personage Zundap is, ondanks sterke gelijkenis, toch wel meer dan dat. Zijn aan psychopathie grenzend egocentrisme heeft ook iets onweerstaanbaar charmants dat bij Teeuwens typetjes ontbreekt. Zundap is het  neefje van Patrick 'American Psycho' Bateman: waar de laatste echt moordt, is Zundaps geweld uitsluitend verbaal.

Deze verbale gewelddadigheid gaat soms te ver: ik bedoel daarmee niet dat Brusselmans mij of andere ervaren lezers moreel schokt, want dat doet hij niet. Ik bedoel dat het voortdurend roepen van 'vieze woordjes' makkelijk tot verveling kan leiden. Het spel met de lezer houdt op zulke momenten op: de associatie met een vierjarige die steeds maar heel hard 'poep' roept dringt zich te zeer op. Brusselmans lijkt aan te voelen dat een echt grote roman, nood heeft aan althans één moment van waarachtigheid. De poging om van Zundap ook een kant te laten zien die de lezer niet op afstand kan houden faalt echter jammerlijk omdat ze te oppervlakkig blijft en te abrupt getoond wordt.

Wat Brusselmans redt is niet de beschrijvingen van eenzaamheid die Reves alter ego's zo ontroerend toegankelijk maken ook voor wie noch homoseksueel noch pathologisch-religieus is, maar de humor van zijn tekenende en schilderende landgenoten Hergé en Margritte. Brusselmans is grappig omdat voelbaar wordt dat zijn half-impotente personage hardnekkig blijft verbergen dat hij zich eigenlijk een zielig mannetje voelt. Zundap leeft in een wereld gevuld met mensen die nooit door zijn virtuoze gezwets heen prikken. Het is de wereld van Kuifje: de omgeving lijkt realistisch maar wie goed kijkt ziet dat gebouwen, voertuigen en natuur iedere individualiteit ontberen en die daarom niet echt kunnen bestaan. Zo zijn ook Zundaps vrouwen 'niet echt'. In een echte wereld, met echte vrouwen, zou Zundap het niet lang redden.

 Wat Brusselmans dus verbeeldt is de abstracte fantasiewereld van iemand die de taal gebruikt om zichzelf staande te houden. Dat is wat hem voor veel lezers ondanks alle infantiel gezwets, toch tot een aantrekkelijk personage maakt: Zundap lukt wat velen van ons graag zouden kunnen maar waar we slechts in slagen: ons met een vlotte babbel overal doorheen kunnen slaan. En natuurlijk weten we ook wel dat dat nooit zal lukken. Een leven waarin we nooit met de mond vol tanden staan is onbestaanbaar. Het is echter het onvervreemdbaar recht van ontspanningslectuur en ontspanningscinema om ons even te laten dromen dat we iets zouden kunnen zijn wat we nooit zullen worden. De schrijver die hiervoor kiest, moet dan wél verdomd goed kunnen schrijven, anders wordt zijn schepping onverteerbaar vervelend.  Schrijven, dat kan Brusselmans. Als verhalenverteller is hij geen grootheid, maar als taalvirtuoos is hij dat wel.
Het zijn de opgeroepen en verrassende beelden, de geschifte ongeremdheid van over elkaar heen buitelende associaties en, niet te vergeten, de perfecte zinnen die Brusselmans' roman als ontspanningslectuur verteerbaar maken. Een aanrader dus voor een zestienjarige havo-scholier op zoek naar een boek voor zijn boekenlijst. Kuifje in Perversia.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten